Een aantal jaren geleden schreef Ruard Jansen (zie ook zijn site en de site van zijn vereniging) op de schreineriaan een bericht over het snoekvissen met kleine streamers.De titel van dit verhaal is: Waarom met kleine streamers op snoek vissen en niet hoe je dat moet doen. Daarover staat hieronder wel het een en ander maar het waarom is het belangrijkste
Mijn zwaarste hengel is een zeven en deze hengel werpt ook heel goed een zes. Het is dus een lichte zeven. Ik heb geprobeerd daarmee wat grotere streamers te vissen maar ik vind het geen succes. Het bonkt vooral bij de achterwaartse worp en dat is voor mij een teken dat de combinatie niet werkt. In het nieuwe boek van Ad Swier vertelt hij ook dat je met halve kippen, streamers van zo’n 20 cm lang, grote snoeken kan vangen en dan heeft hij het over snoeken van boven een meter. Hij staat dan ook te werpen met een acht of een negen hengel. Ik ben een klein mannetje en hoewel je nooit met kracht moet gooien heb je toch wel enige spiermassa nodig om een hele dag met een acht of een negen te staan zwaaien, tenminste dat is het idee wat ik ervan heb.
In een water zitten een paar meter-snoeken en vele snoekjes van 50, 60 en 70 cm. Met een vijf hengel heb je meer plezier van een zogenaamde haring dan met een acht of een negen. Ik mag graag vaak beet hebben en of ik de snoek, het snoekje, dan ook daadwerkelijk land is wel belangrijk, maar ik vind het heel leuk als ik vaak beet heb, Daarom heb ik ook jarenlang alleen maar met nimfen gevist. Een paar jaar geleden ben ik begonnen met het vissen op baars en snoek met streamertjes. Ik wilde met mijn vijfhengel blijven vissen dus moest ik met kleine streamertjes aan de gang. Eerst heb ik matuka gebonden streamertjes gebruikt, tot Frits, mijn vismaat, me liet zien dat je de zonkerstrip ook vlak achter het oog in kon binden. Het bleef dan een losse strip die heel beweeglijk was en die in de lucht ook weinig weerstand bood. Als hommage aan hem, ere wie ere toekomt, heb ik dit soort streamertjes toen Fritsstreamers genoemd. Ik bouw ze op een Gamakatsu F314 no 4 of 6. In ieder geval moet de haak een recht oog hebben en een niet te lange steel. Ik zet meestal ook een paar kettingoogjes bovenop de haaksteel, vaak de hele kleintjes en soms de iets grotere, maar nooit de allergrootste die er zijn. Ik wil toch niet al te diep vissen.
Aan het lusje in de vliegenlijn komt een stuk 30/100 van ongeveer een meter en daaraan een staaldraadje van ongeveer 30 cm. Het is staaldraad met een plastic mantel en boven een vlammetje smelt je dat zo in elkaar, als je het eerst om elkaar heen draait. Aan de ene kant zit een lus die in een lus aan het nylon komt en aan de andere kant zit een lus met daarin een Mustad snaphookje, de grootste die er is. De streamer haak je er makkelijk in maar om hem weer van de snaphook af te halen gebruik ik een arterietang.
Van kleuren weet ik nog erg weinig. Ik probeer van alles maar in gekleurd water doen geel en wit het denk ik wat beter. Ik vis de streamer heel afwisselend terug. Ik denk dat ik in de eerste meter van het terugvissen de meeste aanbeten krijg.
Verder is het natuurlijk gewoon snoekvissen: bij een plukje riet, langs de kantjes, op die driesprong, de ene keer wat langzamer en het volgende moment wat sneller, soms hoog in het water en dan weer diep. Je moet ze zoeken, dus je moet lopen en proberen. Jan Schreiner heeft bij mijn weten nooit veel over streamers geschreven, maar ik denk dat het vissen met deze lichte en kleine streamertjes heel goed past bij zijn gedachtegoed.
Ruard